Het meerderen van breisteken.
U kunt op 2 manieren meerderen :
Manier 1 : Brei een rechte steek, laat de lus op het laatst niet afglijden, maar brei deze als een gewone steek. Steek daarbij achterin de lus in, omslag, doorhalen en dan af laten glijden. Er staan nu 2 steken op de naald ipv 1
Manier 2 : Haal een lus op uit het dwarsdraadje tussen 2 steken, en brei deze recht of averechts. Wilt u op de plaats van de meerdering een gaatje, breit u deze nieuwe steek 'gewoon'. Wilt u juist geen gaatje dan zet u het dwarsdraadje op de naald, en u gaat de steek breien, daarbij instekend in de achterste lus. Zo draait de steek zich en zal u een meer gesloten breiwerk krijgen.
Het meerderen kan plaatsvinden op het einde van de naald. Dit doen we vaak bij een mouw om een pand breder te laten worden.
Soms staat er in patronen dat u bijv. 2 steken uit de kant moet meerderen. Dit word voorgesteld om een mooie gladde zijkant te krijgen om in elkaar te kunnen naaien. Bij het begin breit u 2 steken, meestal in tricotsteek, dan de meerdering, dan het middendeel, als er nog 2 steken op de naald zijn weer de meerdering uit het dwarsdraadje(manier 2), of als er nog 3 steken op de naald staan, dan meerdert u bij de eerste steek uit de laatste lus (manier 1), dan de 2 steken tricotsteek. Dit word ook wel een zichtbare mindering genoemd, en komt vaak voor bij halsopeningen, mouw-inzetten, zijnaden van mouwen of panden.